’De [psychopaat] vertoonde zelf vrijwel nooit interesse in het probleem. Er was echter een wanhopige interesse bij familie, ouders, partners, broers, die lang en hulpeloos geworsteld hadden met een grote ramp waarvoor zij niet alleen geen remedie hadden gevonden en geen sociale, medische of wettelijke opvangmogelijkheden, maar ook geen volle en directe erkenning dat een zo klaarblijkelijke werkelijkheid bestond.’ –Dr. Hervey Cleckley in ‘The Mask of Sanity’Ten gevolge van de ietwat wonderbaarlijke onbekendheid van psychopathie en het vermogen van psychopaten om hun stoornis te verbergen, gebeurt het vaak dat medische professionals, bemiddelaars, hulpverleners, jeugdbeschermers, politiemensen en rechters niet onderkennen dat ze met een psychopaat te maken hebben. Er bestaat in verreweg de meeste gevallen een wereld van verschil tussen wat zij in enkele korte, oppervlakkige contacten van deze persoon te zien krijgen en wat deze in werkelijkheid is. Psychopaten zijn er op uit hulpverleners en justitie tegen hun prooi op te zetten. Helaas slagen zij daar geregeld in, met ongewild en onbedoeld desastreuze gevolgen voor de prooi.
De advocaat William Eddy getuigt hierover: “Ik schreef het boek ‘Splitting[: Protecting yourself While Divorcing a Borderline or a Narcissist]’ na tien jaar als scheidingsadvocaat vele vaders en moeders te hebben vertegenwoordigd, waarvan de partner aan borderline- of narcistische persoonlijkheidsstoornis bleek te lijden of daar kenmerken van vertoonde. Aangezien ik de tien jaar daarvoor als therapeut had gewerkt, herkende ik deze persoonlijkheidsproblemen – maar ik realiseerde me aanvankelijk niet hoe succesvol zij kunnen zijn in het manipuleren en in de war brengen van juristen. In plaats van rationeel en beschermend op te treden, kan het proces in de familierechtbank uiterst onvoorspelbaar zijn en werkt het ongelukkigerwijs valse beschuldigingen, agressief en soms gewelddadig gedrag en intens belasteren van de niet-borderline en niet-narcistische partner in de hand. Vele niet-borderline en niet-narcistische ouders waren niet in staat zichzelf en hun kinderen te beschermen tegen mishandeling door de borderline- of narcistische partner. In plaats daarvan werden zij getroffen met straatverboden, begeleide visitatie, financiële sancties en zelfs opsluiting, omdat de rechtbanken vaak meer overtuigd werden door de intense emoties en het gelaster van een borderliner of narcist, dan door jouw eerlijke weergave van de feiten. Ik noem hen ‘overtuigende lasteraars’.”
Ik kan het bovenstaande helaas alleen maar bevestigen. Van alle gevallen die mij bekend zijn, is er slechts één waarin een geestelijk gezonde ouder het geluk aan zijn zijde vond, dankzij een verslag van de politie en het ingrijpen van een hogergeplaatste in de kinderbescherming die de eigen onderzoeker terugfloot. Ik zeg het niet graag, maar ik zie voortdurend dat jeugdbeschermers blindelings vertrouwen schenken aan moreel gehandicapte ouders die hun gebrek goed weten te verbergen, en zich niet zelden met hen engageren tegen de gezonde ouder, ten koste van de kinderen.
Het is van het allergrootste belang dat hieraan een einde komt. Dit kan alleen wanneer beroepsbeoefenaren inzicht verwerven in psychopathie en de destructieve dynamiek in de driehoek van hulpverlener, psychopaat en prooi vroegtijdig herkennen en onschadelijk maken.
Welomschreven waarheidsvinding moet deel gaan uitmaken van de taak van jeugdbeschermers. Het zijn vaak extreem uiteenlopende verhalen die er op wijzen dat één van beide ouders aan een geestelijke stoornis lijdt. Jeugdbeschermers moeten getraind worden in het herkennen van psychopathie en dienen sneller externe deskundigheid in te schakelen om (verborgen) geestesziekten vast te stellen of uit te sluiten.
Wanneer psychopathie wordt vastgesteld, dan is het belangrijk zich te realiseren dat de ziekte vooralsnog niet te genezen is. Op dit ogenblik komt het voor dat ex-partners, waarvan de één aan psychopathie lijdt en de ander jarenlang mishandeld is, opgedragen wordt gezamenlijk therapie te volgen ‘in het belang van de kinderen’. Dit wordt met de beste bedoelingen opgelegd, maar heeft als resultaat de verdere traumatisering van de geestelijk gezonde partner en het ondermijnen van diens steun aan de kinderen.
Naar verluidt zal de diagnose psychopathie in de DSM-V worden opgenomen en zal de diagnose dan vaker gesteld worden. Het zou verkeerd zijn daarop te wachten. Het is noodzakelijk om in de geestelijke gezondheidszorg de deskundigheid in het diagnostiseren van psychopathie te verdiepen en uit te breiden. Ook is het noodzakelijk dat medische beroepsbeoefenaren zich op de hoogte stellen van de gevolgen die het samenleven of -werken met een psychopaat heeft en dat zij hun deskundigheid inzetten om getroffen familie en werknemers te ondersteunen bij hun herstel.