Aan de werkgroep die de KOPP-richtlijn herziet
Datum 8 september 2019

Geachte leden van de werkgroep,

Ik ontving een uitnodiging van [•••••••], een van uw leden, om feedback te geven op de huidige KOPP-richtlijn en de erbij horende teksten (onderbouwing en SIK-lijst).
Ik geef u enige terugkoppeling die geïnspireerd is door mijn eigen ervaringen zowel privé als in mijn praktijk.

Redelijke communicatie

Een van de onderliggende aannames in het grootste deel van de teksten is dat het in principe mogelijk is met een ouder met een psychisch probleem op redelijke grondslag te communiceren. Dit wordt hier en daar genuanceerd, maar de meeste aanbevelingen gaan daar niettemin van uit.

Ik stel voor een duidelijk onderscheid te maken tussen aanbevelingen in gevallen waar er enig inzicht is, waarin redelijke communicatie mogelijk is en kinderen tot voordeel strekt en gevallen waarin inzicht ontbreekt en redelijke communicatie onmogelijk is. Dit om de professionals in het veld helderheid te verschaffen en hen te inspireren dit onderscheid ook zelf te maken.

Ik acht dit noodzakelijk omdat de aanname van redelijkheid in het werkveld gangbaar is, maar vaak teleurstellende resultaten oplevert. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om een redelijk gesprek te voeren met een ouder die de maturiteit heeft van een tweejarige (niet in staat de noden en behoeften van partner en kinderen waar te nemen en dus ook niet in staat er rekening mee te houden). Er is in dergelijke gevallen ook een verregaand gebrek aan inzicht in de eigen problematiek. Dat men middels oppervlakkige aanpassing redelijkheid kan simuleren, vormt in combinatie met de impliciete aanname dat met iedereen een redelijk gesprek te voeren is een gapend risico.

Nuttigheid van interventies

Een andere aanname lijkt te zijn dat therapeutische interventie (naar de ouder toe) de situatie van het kind zal verbeteren. Het lijkt me nuttig een klaar onderscheid te maken tussen de gevallen waarin interventie iets kan opleveren en gevallen waarin dit niet kan of contraproductief werkt. Er zijn immers stoornissen die zo diep geworteld zijn dat therapie niets uithaalt of de moeilijkheden verergert. Ik denk hierbij aan persoonlijkheidsstoornissen, intense dissociatie, letsels aan het zenuwstelsel, … bijvoorbeeld wanneer deze reeds van in de vroege jeugd aanwezig zijn.

Contra-intuïtieve problematiek: de verborgen stoornis

Waar ik voortdurend tegen aanloop is dat professionals onvoldoende bekend zijn met stoornissen die goed verborgen gehouden worden achter een façade van – bijvoorbeeld – geestelijke gezondheid of bijzondere charme. Een situatie als deze is contra-intuïtief omdat de ouder met de stoornis in kortdurende contacten volkomen normaal lijkt of beter dan normaal, terwijl de in wezen gezonde ouder, overbelast door de onoplosbare problemen in de interactie met zijn/haar partner, uitgeput, emotioneel, labiel, agressief, diskwalificerend kan overkomen. De professional staat dan al gauw op het verkeerde been en zoekt steun voor de kinderen bij de verkeerde ouder. Men gaat dan voorbij aan het feit dat de gepercipieerde labiliteit bij de gezonde ouder niet intrinsiek is, maar vooral aan de situatie is toe te schrijven.

Contra-intuïtieve problematiek: ouderverstoting

Ouderverstoting valt (ondermeer) onder de DSM-5-lemma’s Parent-Child Relational Problem en Child Affected by Parental Relationship Distress. Ouderverstoting (en de vaak daarbij horende rolcorrupties) geldt als een zeer zware vorm van psychische mishandeling (van het kind en de andere ouder) en wordt zowel na scheiding als in ‘intacte’ gezinnen aangetroffen. Het contra-intuïtieve van ouderverstoting ligt in het feit dat het kind een buitengewoon warme relatie lijkt te hebben met de mishandelende ouder, terwijl het een liefhebbende, zorgzame en beschikbare ouder verstoot.

Het is belangrijk te beseffen dat het ondersteunen van kinderen in deze gevallen enkel is weggelegd voor specialisten. Differentiatie tussen de verschillende vormen van ouderverstoting (alienation) én het onderscheid met het afwijzen van contact met een ouder op terechte gronden (estrangement) is hierbij van wezenlijk belang. Het artikel Clinical Reasoning and Decision-Making in Cases of Child Alignment – Diagnostic and Therapeutic Issues van Dr. Steven G. Miller in het boek: Working With Alienated Children and Families – A Clinical Guidebook is een absolute must. Helaas moet ik ook signaleren dat het professionals die zich profileren als deskundig op het gebied van ouderverstoting vaak aan kennis van de onderliggende psychische problematiek ontbreekt.

Rest mij nog op te merken dat in gevallen van ouderverstoting de noodzakelijke psycho-educatie (wat, hoe, wanneer, door wie) maatwerk moet zijn.

Verstoting is niet beperkt tot de relatie kind-ouder. Ze komt ook in omgekeerde richting voor. In vele gevallen is er sprake van eenzijdige, onbeantwoorde loyaliteit van het kind naar de ouder. Deze kinderen worden vaak ‘geholpen’ met het fabeltje dat de verstotende ouder van hen houdt. Het zou deze kinderen veel meer helpen indien zij psycho-educatie zouden ontvangen die congruent is met hun ervaringen.

Interventies die uit den boze zijn

Het is welbekend dat mishandeling (van de partner of ex-partner, van de kinderen) vaak samenhangt met psychische problematiek. Vaak is dit de reden om een relatie te beëindigen. Voor mensen met een stoornis kan het verleidelijk zijn om de relatie met de ex-partner op destructieve wijze verder te zetten met inzet van de kinderen als gereedschap. Wat ik keer op keer tegenkom, is dat men dan instrumenten inzet als gesprekken, mediation, ouder in de knel, kinderschap blijft, de schipbreuk-methode, gedwongen gezamenlijke therapie van de ex-partners, … De inzet van deze instrumenten is contra-geïndiceerd in gevallen van mishandeling en persoonlijkheidsproblematiek. De consequentie hiervan is dat het niet geoorloofd is om deze instrumenten in te zetten, tenzij de contraïndicaties zijn uitgesloten. Doet men dat toch dan belast men de in wezen gezonde ouder nodeloos en ondergraaft men diens steun aan de kinderen.

Dissociatie als symptoom van mishandeling

Kinderen die in een situatie verkeren waarin ze worden mishandeld leren meestal snel dat verzet de mishandeling erger maakt. Ook kunnen zij niet vluchten omdat ze volledig aan de ouders zijn overgeleverd. Derden inschakelen gaat vaak ook niet omdat ze bijvoorbeeld een zwijgplicht kregen of omdat ze gechanteerd zijn (als ze hulp zoeken moet de ouder in de gevangenis, zal zelfmoord plegen, …). Een veel gebruikte strategie van deze kinderen is dissociatie (vele vormen mogelijk). Het is mogelijk dat deze kinderen weinig symptomen laten zien en ook in gesprekken niets loslaten of de mishandeling verdoezelen. Ik merk in de praktijk dat deze kinderen vaak geen hulp krijgen. Het feit dat dissociatie vaak weinig opvallend is, maakt een diagnose lastig, maar het lijkt jeugdbeschermers en scholen ook goed uit te komen. Ook wanneer men op de hoogte is van problemen, kijkt men weg. Dit moet veranderen. Een kind dat moet dissociëren zit bekneld en heeft hulp nodig. Ik zie wel agressie en angst, maar ik mis dissociatie in de symptomenlijsten.

Multigenerationele problematiek en collectieve dimensie

De mensen die in mijn praktijk komen zoeken meestal ondersteuning in het hanteren van iemand die zich destructief tegenover hen gedraagt, en waarin zij de kenmerken van psychopathie herkennen, vaak met co-morbide elementen van diverse persoonlijkheidsstoornissen(1). Wanneer deze mensen de relatie verbreken wordt hun situatie meetal weggezet als een vechtscheiding (‘waar twee vechten hebben twee schuld’). Wanneer er kinderen zijn, hebben professionals het label ‘strijd tussen de ouders’ klaar. In de voorgeschiedenis van de persoon die zich destructief gedraagt treft men meestal zware trauma’s aan die de ontwikkeling van wezenlijke aspecten van het innerlijk zoals geweten en invoelingsvermogen hebben geblokkeerd.

In vele van die gevallen betreft het trauma’s die niet direct de persoon zelf, maar één of meer familieleden in vorige generaties hebben getroffen. In talrijke gevallen gaat het om trauma’s met een collectieve dimensie. Ik wil benadrukken dat niet alle mensen met een dergelijke voorgeschiedenis een psychische problematiek kennen. Vaak zijn zij wel kwetsbaar voor misbruik.

De traumatisering die ik bij de anamnese het vaakst tegenkom is een voorgeschiedenis van familie in de Jappenkampen(2). Ik zie nu mensen in relaties met de tweede, meest derde, ook vierde generatie. Andere achtergronden die veel voorkomen: soldaten betrokken bij de politionele acties in Indië(3), overlevenden van gedeporteerde en uitgemoorde joodse families(4), anderen die in kampen zaten (dwangarbeid), verwanten van verzetsstrijders, collaborateurs (na de oorlog gestraft en uitgestoten).

Ook ouderverstoting, seksueel misbruik en rolcorrupties zijn vaak deel van multigenerationele problematiek. Het zou geen betoog hoeven, dat labels als ‘vechtscheiding’ in de meeste van die gevallen neerkomen op potsierlijke vergissingen. Voor de ingezette interventies geldt hetzelfde. De psychische stoornis was meestal al aanwezig op zeer jonge leeftijd en de latere partner heeft daar part noch deel aan.

Het ligt voor de hand dat het van groot belang is dat kinderen op een wijze die aangepast is aan hun leeftijd en draagkracht, inzicht verwerven in de voorgeschiedenis van hun familie, wanneer die een invloed heeft in hun leven. Het geeft hun een betere gelegenheid om de ouder met een stoornis te begrijpen en te ontschuldigen en op geïnformeerde wijze hun loyaliteit aan deze ouder vorm te geven, zonder er het slachtoffer van te worden. Het moet hun ook meer mogelijkheden geven om te navigeren in hun eigen ontwikkeling.

Men kan het, tegen de achtergronden van wijdverbreide multigenerationele problematiek, niet verantwoorden dat professionals (inbegrepen rechters) in kinderbeschermingszaken en bij moeilijke scheidingen, zonder verificatie uitgaan van redelijkheid en psychische gezondheid bij beide ouders en ongeïnformeerd ingrijpen. Dit heeft vaak desastreuze gevolgen voor de kinderen (en hún toekomstige partner en kinderen).

Rest mij nog er op te wijzen dat problematiek met een collectieve dimensie een extra uitdaging betekent voor de professionals die hierbij betrokken raken. Deze extra dimensie heeft vaak voor gevolg dat men sneller de weg verliest, ingezogen wordt en met ideeën komt voor interventies die niet aansluiten bij de aard en ernst van de problemen.

Betrekken van rechters

Aangezien rechters een grote impact hebben in het leven van kinderen met ouders met een (al dan niet gediagnosticeerd) psychisch probleem, stel ik voor hen bij het overleg over en werken met de KOPP-richtlijn te betrekken. De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) past mijn inziens in de rij van organisaties die erbij betrokken zijn. Het zou het gebruik en de invloed van de KOPP-richtlijn aanzienlijk kunnen uitbreiden.

(1) In vroeger tijden ook ‘de psychopathieën’ genoemd.
(2) Eerste generatie: meer dan 100.00 mensen
(3) Eerste generatie: ongeveer 200.000 mensen. Een aantal gevangenen in de Jappenkampen werd ook ingezet bij de politionele acties. Meer dan dubbel erg.
(4) Eerste generatie: onzeker, mogelijk ongeveer 40.000 mensen.

Foto: Patrick Miyaoka